Kwaliteit

Hoofdstuk Vooruitgang
0% voltooid

Begin altijd met het beoordelen van de kwaliteit van een X-thorax. Hierdoor weet je wat de krachten en beperkingen van het onderzoek zijn. Zo kun je op een anteroposterieure (AP-) opname geen betrouwbare uitspraak doen over eventuele cardiomegalie. Op een liggend genomen X-thorax kun je geen pleuravocht uitsluiten en zal eventueel vrij lucht in het peritoneum onzichtbaar zijn. De vijf elementen van kwaliteit:

  • Positie patiënt: liggend of staand? Vrijwel altijd voorkeur voor staand, want dan zakt vocht naar beneden en stijgt lucht naar boven.
  • Positie röntgenbron: voorkeur voor een posteroanterieure foto (PA), dat wil zeggen: patiënt staat met de buik tegen de detectorplaat aan en de röntgenbron zit achter de rug. Dit verdient de voorkeur, omdat de schaduwen van de mediastinale structuren, met name het hart, dan reëler zijn in grootte.
  • Inspiratiestand: in de meeste gevallen wil je een X-thorax die goed geïnspireerd is, zodat het longweefsel mooi ontplooid is. Bij een matig geïnspireerde X-thorax zit het longweefsel dichter op elkaar, hetgeen ten onrechte de indruk kan wekken van een infiltraat, of juist een afwijking kan verhullen. Tel de achterste ribben. Als je er 10 kunt tellen, dan is de inspiratiestand goed.
  • Rotatie: de foto moet recht ingeschoten zijn. Staat de patiënt gedraaid, dan geeft dit vervorming van je foto; zo kun je ten onrechte denken dat de trachea is verschoven. Bekijk de mediale grenzen van de claviculae. De trachea moet ongeveer in het midden zitten.
  • Penetratie: hiermee wordt bedoeld of er genoeg röntgenstralen zijn gebruikt om onderscheid te maken tussen structuren in de diepte. Op een goed geïnspireerde X-thorax kun je achter het hart de contouren van de thoracale wervels goed uitlijnen. Op een slecht geïnspireerde X-thorax is dit een wittige waas.