Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis
- Typisch beeld is symmetrische polyartritis van de kleine gewrichten
- Epidemiologie:
- Kan op elke leeftijd ontstaan
- V:M = 3:1
- Bij 60 jaar prevalentie 1%
- Fasen:
- Synovitis (zwelling, stijfheid en pijnlijkheid)
- Erosies en tendinopathie (hierdoor instabiliteitsklachten)
- Deformiteiten: rupturen en dislocaties van peesccheden en pezen (m.n. pols en MTP)
- Klinische presentatie
- Sluipend
- Begint bij 30% als mono- of oligoartritis en vordert. Vaak bilateraal.
- Vermoeidheid, startpijn en stijfheid (> 15 minuten)
- Komt zelden in remissie
- Zwanenhalsdeformatie en bajonetstand
- Bursititiden, tendinopathie en ander wekedelenletsel
- Bij verdere progressie kans op neurologische complicaties (neurologische alarmsignalen)
- Myelopathie door CWK stenose
- CTS
- Vergrote kans op septische artritis als gevolg van leukocytmalfunctie (50% van SA bij RA)
- Kans op lekken synoviaal vocht uit knie, lijkend op kuitvenentrombose
- Extra-articulaire manifestaties
- Noduli: 30%
- (Epi)scleritis: 20%
- Sjögren: 20%
- Pleuritis, pericarditis: 10%
- Amyloïdose: 10%
- Longfibrose: 5%
- Vasculitis: 1%
- Syndroom van Felty (leukopenie en splenomegalie): 0,5%
- Auto-immuunrespons door ongedetecteerde microbe of auto-antigeen, geassocieerd met HLA-DR4
- Cytokinen (TNF-alpha, IL-1), reumafactoren uit B-cellen (die schadelijke immuuncomplexen vormen, type 3) en proteasen beschadigen kraakbeen, ligamenten en pezen
- Synoviale cellen prolifereren en geven een fibrotisch proces dat uitbreidt tot in omliggende pezen en ligamenten: pannus
- Kraakbeen verdwijnt, gewricht fibroseert en ankyloseert hierdoor
- Aanvullend onderzoek
- Serologie (anti-CCP en reumafactor – ook prognostisch)
- Soms synoviaal vocht ter exclusie kristalartropathie
- Röntgen:
- Vroege fase: ontkalking en wekedelenzwelling
- Late fase: vernauwing gewrichtsspleet en erosies
- Differentiaaldiagnose
- DD: persisterende polyartropathie kan ook komen door polymyalgia rheumatica en kristalartropathie
- Diagnostische criteria voor reumatoïde artritis: 4 van de 7 (eerste 4 moeten ten minste 6 weken):
- 1. Ochtendstijfheid (niet binnen 1 uur maximaal verbeterd)
- 2. Bilaterale gewrichtszwelling
- 3. Zwelling in MCP of PIP
- 4. Polyartritis
- 5. Noduli (subcutaan of periostaal)
- 6. RF/anti-CCP+
- 7. Röntgenologische afwijkingen (erosies hand/pols)
- Volgorde
- Vrijwel altijd starten met anti-inflammatoire middelen
- Als langer dan 6 weken artritis, wordt gestart met DMARDs (MTX, leflunomide vaak gebruikt)
- Als na 3 maanden geen verbetering, wordt andere DMARD gestart
Brengt 40% in remissie - Als nog altijd geen verbetering, worden biologicals gebruikt, zoals de TNF-alpha-remmer Infliximab
- Bij hoge artritisactiviteit en malaise prednison laaggedoseerd
- Als onacceptabele pijn/dreigende invalditeit: orthopedisch ingrijpen, e.g. MCP-prothese, schouder- en elleboogprothese, heup- en knieprothese (bij nachtelijke pijn), artrodese
- Bij opvlammingen: hooggedoseerde orale of intra-articulaire corticosteroïden